Nieuws-detail -

De wijziging van beleid met betrekking tot servicekosten. Zijn er grenzen aan het instemmingsrecht van een huurdersorganisatie?

09 augustus 2018 - Vastgoedrecht nieuws

Huurdersorganisaties hebben recht op informatie, overleg en advies ten aanzien van diverse onderwerpen, die worden genoemd in de Wet op het Overleg Huurders Verhuurder (hierna in het kort: Overlegwet). De Overlegwet geeft de huurdersorganisatie een instemmingsrecht als het gaat om een wijziging in het door de verhuurder gevoerde beleid ten aanzien van de vaststelling van servicekosten (en ook overigens vaststelling van kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter). Wat betekent nu zo'n instemmingsrecht?

De verhuurder mag het beleid ten aanzien van servicekosten niet wijzigen voordat de huurdersorganisatie heeft ingestemd. Dat lijkt vergaand en dat is het ook, maar het Hof Amsterdam heeft in een arrest van 20 maart 2018 geoordeeld dat het instemmingsrecht niet onaantastbaar is. Het hof leidt uit de parlementaire geschiedenis af dat met betrekking tot de Overlegwet het uitgangspunt geldt, dat het instemmingsrecht geen allesomvattend vetorecht is. Dat betekent dat getoetst kan worden of een weigering van huurderscommissie, om in te stemmen met een beleidswijziging op het gebied van servicekosten, onaanvaardbaar is. De casus waar het hof over had te oordelen was als volgt.

Een studentenhuisvester had het besluit genomen om aan nieuwe huurders servicekosten in rekening te gaan brengen voor huismeestersdiensten in een complex waarin voor die diensten eerder niet werd betaald door de zittende huurders. Dat was aan te merken als een wijziging in het beleid ten aanzien van de vaststelling van servicekosten in dat complex. De huurdersorganisatie weigerde om in te stemmen met deze beleidswijziging. Het hof heeft getoetst of de weigering van de huurdersorganisatie om in te stemmen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. Daarbij achtte het hof van belang dat de bestaande rechten van de zittende huurders door de beleidswijziging niet geraakt werden. De beleidswijziging had ook geen betrekking op nieuwe diensten die de verhuurder wilde gaan leveren, maar reeds geleverde diensten waarvoor door nieuwe huurders voor het eerst een prijs moest worden betaald. De prijs was ten opzichte van andere verhuurders laag en bleef onder het subsidiabele maximum. Huismeestersdiensten waren verder niet ongewenst. Voor het hof speelde nog een rol dat de verhuurder voldoende inzicht kon verschaffen in de te verrichten huismeestersdiensten, waarbij in de toekomst nog gebruik zou worden gemaakt van een elektronisch logboek.

Het hof oordeelde dat er een dermate grote onevenwichtigheid bestond tussen enerzijds het belang van de verhuurder bij uitvoering van haar voornemen en anderzijds het belang van de huurdersorganisatie bij de door haar voorgestelde aanpassing daarvan, dat de huurdersorganisatie haar instemming in redelijkheid niet aan de beleidswijziging mocht onthouden. Weigering was naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Renate van der Hoeff (tel: 010 – 750 44 75 of e-mail rh@thladvocaten.nl).

Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.