Nieuws-detail -

Toepasselijk huurrechtregime bij verschil tussen feitelijk gebruik en contractuele bestemming

18 februari 2020 - Vastgoedrecht nieuws

Inleiding

Op 19 november 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam zich uitgesproken over een huurgeschil omtrent een door partijen gesloten 'huurovereenkomst bedrijfsruimte' (vindplaats: ECLI:NL:GHAMS:2019:4130). In de huurovereenkomst wordt aan de huurder de mogelijkheid geboden om kamers te verhuren als zijnde woonruimte. Er is dan sprake van een verschil tussen het feitelijk gebruik en de contractuele bestemming van het gehuurde. Dit doet de vraag rijzen welk huurrechtregime van toepassing is. Deze vraag is van belang omdat elk regime zijn eigen bijzonderheden en mate van huurdersbescherming kent.

Feiten

Partijen hebben met elkaar een huurovereenkomst gesloten onder de titel 'Huurcontract bedrijfsruimte'. In de huurovereenkomst is overeengekomen: Huurder zal het gehuurde mogen gebruiken voor de bedrijfsmatige huur en verhuur van kamers, bedoeld tot het verschaffen van woonverblijf in de bedrijfsruimte tot ten hoogste 15 personen.

Huurder gebruikt een deel van het gehuurde als kantoor- en opslagruimte.

Geschil

Volgens huurder is op de hoofdhuurovereenkomst het regime van woonruimte van toepassing, omdat dit regime ook van toepassing is op de onderhuurovereenkomsten tussen huurder en zijn onderhuurders.

Oordeel hof

Voor de kwalificatie van de hoofdhuurovereenkomst is onder andere bepalend (i) wat partijen omtrent het gebruik van het gehuurde voor ogen heeft gestaan en (ii) de inrichting van het gehuurde. Om dat te kunnen beoordelen kijkt het hof naar de inhoud van de huurovereenkomst.

Uit de hoofdhuurovereenkomst blijkt dat het gehuurde "bestemd is tot het verschaffen van woonverblijfeenheden aan derden" en de huurder dit zal mogen gebruiken voor "de bedrijfsmatige huur en verhuur van kamers, bedoeld tot het verschaffen van woonverblijf ". Met andere woorden, partijen hebben een huurovereenkomst woonruimte gesloten, onder welk begrip zowel zelfstandige als onzelfstandige woningen vallen. Dat huurder het gehuurde niet zelf bewoont maar onderverhuurt, staat aan de kwalificatie als woonruimte en de toepasselijkheid van de woonruimtebepalingen niet in de weg. Ook de omstandigheid dat huurder het gehuurde deels gebruikt als kantoor- en opslagruimte doet hier niet aan af. Een dergelijk gebruik zou ten hoogste een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst opleveren, maar de vraag of sprake was van een dergelijke tekortkoming lag niet aan het hof ter beoordeling voor.

Welke titel boven een huurovereenkomst staat, is dus niet heel relevant. Het gaat erom in welk gebruik de huurovereenkomst voorziet, wat partijen hebben afgesproken en met welke bedoeling. Als een huurder bedrijfsmatig woonruimte huurt om onder te verhuren, betekent dat niet dat er sprake is van verhuur van bedrijfsruimte. In casu was helder dat de huurder woonruimte mocht onderverhuren. Het hof oordeelde dus dat tussen verhuurder en huurder ook sprake was van de verhuur van woonruimte. Het gebruik dat daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht (deels kantoor- en opslag) is niet beslissend, als dat niet correspondeert met het door de huurovereenkomst bepaalde gebruik.Terecht merkt het hof op dat het niet gebruiken van het gehuurde volgens de overeengekomen bestemming een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst kan opleveren.

Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Renate van der Hoeff of Samira Challiui (tel: 010-7504475 of e-mail rh@thladvocaten.nl).

 

Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.