Nieuws-detail -

Partijbedoeling speelt geen rol bij kwalificatie arbeidsovereenkomst

30 november 2020 - Arbeidsrecht nieuws

In een uitspraak van 6 november 2020 heeft de Hoge Raad bepaald dat voor de beantwoording van de vraag of een overeenkomst een arbeidsovereenkomst is, de bedoeling van partijen niet van belang is. Waar het wel om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst.

Inleiding – Waar ging het om?

De Hoge Raad moest zich uitlaten over een loonvordering van een vrouw die met behoud van uitkering in het kader van re-integratie werkzaamheden had verricht op een participatieplaats bij de Gemeente Amsterdam. De vrouw kreeg daarvoor een zogenaamde stimuleringspremie, omdat zij voldoende had meegewerkt aan het participatietraject.

Die stimuleringspremie was lager dan het loon dat werd betaald aan reguliere arbeidskrachten. De vrouw vorderde het verschil tussen de premie en het loon, omdat zij van mening was werkzaam te zijn op basis van een arbeidsovereenkomst.

Zowel de kantonrechter als in hoger beroep het Hof wees de vordering van de vrouw af. Voor zover hier van belang, werd daarbij mede overwogen dat het niet de bedoeling van partijen was geweest om een arbeidsovereenkomst aan te gaan.

De uitspraak

In hoogste instantie moest zich dus de Hoge Raad buigen over de vraag of sprake was van een arbeidsovereenkomst.

In 1997 liet de Hoge Raad zich voor het eerst uit over de vraag wanneer een overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. De Hoge Raad oordeelde toen dat bij die beoordeling moet worden gekeken naar hetgeen partijen “bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond, mede in aanmerking genomen de wijze waarop zij feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven”. Uit deze uitspraak en enkele latere uitspraken van de Hoge Raad werd afgeleid dat de bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst in ieder geval mede van belang is bij de kwalificatie daarvan. Om die reden werd en wordt in overeenkomsten met bijvoorbeeld zzp-ers vaak opgenomen dat geen arbeidsovereenkomst wordt beoogd.

De Hoge Raad heeft in de uitspraak van 6 november 2020 duidelijk gemaakt dat dit soort riedels geen betekenis – meer – hebben. De Hoge Raad heeft bepaald dat de rechter bij beantwoording van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst, eerst moet beoordelen welke rechten en verplichtingen partijen in de overeenkomst hebben vastgelegd. Die rechten en verplichtingen mag de rechter wel uitleggen. Nadat de rechter de rechten en verplichtingen heeft vastgesteld, dient de rechter vervolgens te oordelen of de overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (kwalificatie). De bedoeling van partijen moet dus worden afgeleid uit de vastgelegde rechten en verplichtingen. Voorbeelden van bepalingen die van belang zijn bij de beoordeling, zijn bepalingen over bijvoorbeeld doorbetaling bij ziekte of de mogelijkheid van vervanging (in plaats van de plicht om persoonlijk arbeid te verrichten die geldt bij de arbeidsovereenkomst). Niet van belang zijn bepalingen die niet meer bevatten dan dat de overeenkomst geen arbeidsovereenkomst is.

Het liep overigens voor de gemeente goed af. De Hoge Raad overwoog namelijk dat de uitgekeerde stimuleringspremie niet was aan te merken als loon voor arbeid. Nu er geen sprake was van loon, was er dus geen sprake van een arbeidsovereenkomst.

Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (tel: 010 – 750 44 75 of e-mail el@thladvocaten.nl).  

Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.