Op 6 maart jl. schreef mijn collega Raï Ruysendaal een artikel over de Uber-uitspraak. In die uitspraak besliste de Hoge Raad dat de negen gezichtspunten uit het Deliveroo-arrest, waaronder het gezichtspunt extern ondernemerschap, aan de hand waarvan moet worden beslist of een werkende als werknemer of als ZZP-er moet worden aangemerkt, even zwaar wegen. Sindsdien zijn er alweer de nodige ontwikkelingen geweest, die ik hieronder uiteenzet.
Aanpassing wetsvoorstel Wet VBAR
Bij de beoordeling van een arbeidsrelatie ging het wetsvoorstel Wet VBAR uit van een weging van indicaties die ofwel duiden op werknemerschap (W) ofwel duiden op het zijn van zelfstandige (Z). Voor het geval op evenwicht werd uitgekomen, werd de beslissende factor toegekend aan kenmerken die wijzen op extern ondernemerschap (OP). In die afweging speelt het gezichtspunt extern ondernemerschap dus pas een rol als aan de hand van de overige criteria geen beslissing kan worden genomen.
Het wetsvoorstel VBAR is op dit punt aangepast naar aanleiding van de Uber-uitspraak. Het gezichtspunt ondernemerschap weegt in lijn met de Uber-uitspraak direct mee in de toets of iemand als zelfstandige of als werknemer aan de slag is. Het komt dus niet pas aan de orde als de andere criteria (W en Z) geen doorslaggevend oordeel kunnen geven of sprake was van een zelfstandige of een werknemer. Factoren zoals btw-afdracht, een website en klantenwerving kunnen dus eerder in de analyse worden meegenomen.
Wetsvoorstel Zelfstandigenwet
De VVD, D66, CDA en SGP hebben een eigen wetsvoorstel gemaakt, de Zelfstandigenwet. Het wetsvoorstel introduceert (net als VBAR) een wettelijk toetsingskader dat bepaalt onder welke voorwaarden een persoon als zelfstandige werkzaamheden mag uitvoeren voor een zakelijke opdrachtgever. Juridisch gaat het hier weer over de kwalificatievraag of een werkrelatie als arbeidsovereenkomst of als opdrachtovereenkomst wordt uitgevoerd. Het toetsingskader bestaat uit drie elementen:
De zelfstandigentoets. Hierbij wordt er gekeken naar het extern ondernemerschap. Belangrijke criteria zijn het werken voor eigen risico, het voeren van een deugdelijke administratie, een inschrijving bij de KvK, een btw-nummer, ondernemerschap binnen het economisch verkeer, een adequate voorziening voor arbeidsongeschiktheid en een pensioenvoorziening.
De werkrelatietoets. Bij deze toets worden vier elementen betrokken:
1) de wil en bedoeling van partijen, oftewel: is het de bedoeling van partijen dat het werk door een zelfstandige wordt gedaan;
2) de vrijheid van de werkende om de werktijden en verlof te bepalen;
3) de vrijheid van de werkende om de uitvoering van het werk te organiseren en in te richten;
4) de (on)mogelijkheid om controle uit te oefenen op de werkende. De opdrachtgever mag geen hiërarchische controle uitoefenen.
Het derde element is een zogenaamd sectoraal rechtsvermoeden. In bepaalde sectoren wordt er in beginsel vanuit gegaan dat sprake is van een arbeidsovereenkomst,
Ten slotte komt er volgens het wetsvoorstel een zogenaamde Commissie Beoordeling Toetsingskader Zelfstandigenwet die kan / moet adviseren over de kwalificatie van werkrelaties. Die beoordelingen zijn bindend voor de Belastingdienst en andere handhavende instanties.
De indieners van het wetsvoorstel hebben aangegeven meer duidelijkheid te willen creëren door met name een duidelijke definitie van het begrip zelfstandige. Het wetsvoorstel bevindt zich nu in de consultatiefase. Tot 23 juni 2025 mag iedereen er online op reageren. Daarna kan het nog worden aangepast, wordt het voor advies naar de Raad van State gestuurd en vervolgens ingediend bij de Tweede Kamer.
In de tussentijd loopt het wetsvoorstel Wet VBAR, dat nog vóór de zomer door de Tweede Kamer behandeld zou moeten worden en per 1 januari 2026 wet zou moeten worden, door.
Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (tel: 010 – 750 44 75 of e-mail: el@thladvocaten.nl).