Nieuws-detail -

Ook de ambtenaar met een civiele arbeidsovereenkomst moet zich in privétijd integer gedragen

28 april 2021 - Arbeidsrecht nieuws

Op 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden. Dat betekent voor de meeste ambtenaren dat zij sinds die datum werken op basis van een arbeidsovereenkomst in plaats van een ambtelijke aanstelling. Hun rechtspositie wordt sindsdien bepaald door het burgerlijk wetboek en geschillen worden beslecht door de civiele rechter in plaats van de bestuursrechter.

 

Aan ambtenaren werden door de bestuursrechter tot 1 januari 2020 hoge integriteitseisen gesteld, ook als het gaat om handelingen in privétijd. Strafbaar handelen in privétijd kon voor de ambtenaar dus gevolgen hebben in het kader van zijn aanstelling. Voor de werknemer op basis van een civiele arbeidsovereenkomst gelden uiteraard ook integriteitseisen, maar met name het handelen in privétijd van een werknemer leidt in de regel niet tot een disciplinaire straf of een einde van de arbeidsovereenkomst.

 

Met invoering van de Wnra kwam dus de vraag naar voren of voor ambtenaren die werken op basis van een arbeidsovereenkomst lichtere integriteitseisen zouden gelden of niet, met name waar het betreft handelen in privétijd.

 

De Ambtenarenwet na 1 januari 2020

 

Van belang is allereerst dat op ambtenaren die werken op basis van een arbeidsovereenkomst ook na 1 januari 2020 de belangrijkste verplichtingen uit de Ambtenarenwet van toepassing zijn gebleven, waaronder de plicht om een ambtseed af te leggen en de plicht om zich als goed ambtenaar te gedragen. Voor het handhaven van deze plicht is door de wetgever bewust gekozen. De eisen aan de ambtenaren waren volgens de wetgever hoog en moeten dat blijven onder het civiele recht. De bedoeling van het handhaven van de afzonderlijke norm van goed ambtenaarschap is volgens de wetsgeschiedenis dat ambtenaren loyaal, integer en dienstbaar aan het algemeen belang werken.

 


Recente rechtspraak

 

De kantonrechter in Rotterdam moest in een uitspraak van 3 juli 2020 oordelen over een gemeenteambtenaar die in zijn schuur hennep had gekweekt. De ambtenaar betuigde spijt en gaf zich vanwege schulden aan hennepteelt schuldig te hebben gemaakt. Op het functioneren van de ambtenaar was verder niets aan te merken. De kantonrechter was echter onverbiddelijk en gaf aan dat de hennepkwekerij een bewuste handeling was geweest die de ambtenaar kon worden aangerekend, mede gezien de door hem gedane ambtsbelofte en het feit dat door zijn handelen de goede naam van de gemeente was geschaad.

 

In een recente uitspraak van het Hof Den Bosch ging het om een ambtenaar van Rijkswaterstaat die op staande voet werd ontslagen nadat hij door de Belgische strafrechter werd veroordeeld voor het leiding geven aan een criminele organisatie die hennepkwekerijen bij derden exploiteerde. De ambtenaar had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de strafrechter. Uit dat vonnis bleek in ieder geval dat de ambtenaar betrokkenheid bij drie hennepplantages had erkend. Tegenover Rijkswaterstaat had de ambtenaar echter altijd volgehouden dat hij onschuldig was. Het Hof was onverbiddelijk:

 

“3.17.

Naar het oordeel van het hof vormt het gedrag van [de werknemer], zijn illegaal handelen bij drie hennepplantages, waaronder het financieren van en het leveren van materialen voor een hennepplantage, tezamen met het afleggen van onjuiste verklaringen daarover, een dringende reden voor een ontslag op staande voet. Het hof kan de uitlatingen van [de werknemer] tegenover RWS niet op een andere manier uitleggen - en evident is dat RWS deze uitlatingen ook zo heeft uitgelegd en ook zo heeft mogen opvatten (conform artikel 3:35 BW) - dat [de werknemer] geen illegale activiteiten had ondernomen.

 

De illegale activiteiten en het liegen daarover kan [de werknemer] temeer worden verweten nu hij jegens RWS de verplichting had om zich als goed ambtenaar te gedragen (zie artikel 6 Ambtenarenwet) en daarvoor ook een eed had afgelegd. RWS moet op zijn integriteit kunnen vertrouwen. Dit vertrouwen is door de handelwijze van [de werknemer] onherstelbaar beschadigd.

 

De overige omstandigheden, waaronder het feit dat het illegaal handelen in de privésfeer plaatsvond, het feit dat een ontslag tot grote financiële gevolgen voor [de werknemer] heeft geleid en dat hij als gevolg hiervan niet meer binnen de bouwwereld aan de slag kan, maken dit niet anders.”

 

Conclusie

 

De twee hiervoor genoemde uitspraken wijzen erop dat civiele rechters waar het gaat om de integriteit van ambtenaren, aansluiten bij de strenge lijn van de bestuursrechter. Aan het handelen van ambtenaren in privétijd worden dus, ook als zij werkzaam zijn op basis van een arbeidsovereenkomst, hoge integriteitseisen gesteld,. Het plegen van ernstige strafbare feiten, waaronder de kantonrechter in Rotterdam het exploiteren van een hennepplantage in de schuur schaarde, levert strijd op met het beginsel van goed ambtenaarschap en een reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

 

Voor meer informatie of advies over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (tel: 010 – 750 44 75 of e-mail el@thladvocaten.nl).  

Deel dit artikel:

De sharefunctionaliteit is niet beschikbaar omdat de cookies zijn uitgeschakeld. Kunnen cookies weer worden geactiveerd?

Terug naar vorige pagina
Wij gebruiken cookies om de ervaring op onze website te verbeteren, statistieken bij te houden en je toegang te geven tot onze social media.
Door gebruik te maken van deze website of door op akkoord te drukken, ga je akkoord met ons cookiebeleid. Je kan cookies ook niet accepteren.