De meeste werkgevers en werknemers kennen de ketenregeling wel. Volgens deze regeling kunnen werkgever en werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd maximaal twee keer voortzetten, zonder dat voor de beëindiging opzegging nodig is. Een vierde of latere arbeidsovereenkomst geldt juridisch als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Wordt tijdens de looptijd de grens van drie jaar overschreden, dan wordt de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vanaf dat moment een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Kort gezegd: als er sprake is van meer dan drie arbeidsovereenkomsten en/of sprake is van een duur van langer dan drie jaar, is automatisch sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Van deze regeling kan alleen bij CAO worden afgeweken. Het Hof Den Bosch heeft onlangs een omzeiling van die regeling bij overeenkomst goedgekeurd.
De overeenkomst die aan het Hof Den Bosch werd voorgelegd
De casus die aan het Hof Den Bosch werd voorgelegd, was als volgt. Werkgever en werknemer realiseerden zich allebei dat zij drie arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd hadden gesloten en dus voor een probleem kwamen te staan. De vierde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou immers automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd worden.
Dat probleem werd opgelost door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te sluiten en gelijk een vaststellingsovereenkomst te sluiten, waarin werd vastgesteld dat die arbeidsovereenkomst een jaar later zou eindigen.
Als de overeengekomen einddatum in zicht komt, doet de werknemer een beroep op de ketenregeling en roept hij de nietigheid van de vaststellingsovereenkomst in. Hij stelt zich op het standpunt dat deze nietig is, omdat er geen sprake is van een afwijking van de wet bij CAO. Bovendien zou hij tegen zijn wil hebben ingestemd met de vaststellingsovereenkomst en daartoe min of meer zijn gedwongen. De werkgever verweert zich uiteraard en stelt dat de werknemer eigenlijk van de vroegpensioenregeling gebruik wilde maken, hetgeen aan het einde van het derde dienstverband niet mogelijk bleek. Om de werknemer tegemoet te komen en hem de tijd te gunnen om een nieuwe baan te zoeken, zou de werkgever na juridisch advies te hebben ingewonnen met de werknemer zijn overeengekomen dat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou worden gesloten, waarbij tevens bij vaststellingsovereenkomst zou worden afgesproken dat die arbeidsovereenkomst een jaar later zou eindigen. Ook werknemer zou hier blij mee zijn geweest, waarna de gemaakte afspraken zijn vastgelegd.
De kantonrechter
De kantonrechter maakte korte metten met de bedachte constructie door te overwegen dat de enige reden die aan de vaststellingsovereenkomst ten grondslag heeft gelegen, het uitsluiten van de gevolgen van de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 7:668a BW (de ketenregeling) was.
Het aanvaarden van die mogelijkheid zou die bepaling, die nu juist bedoeld is om werknemers te beschermen, zinloos maken, aldus de kantonrechter.
Het bewust aangaan van een overeenkomst die tot oogmerk heeft om een door de wetgever aan de werknemer geboden dwingendrechtelijke bepaling bescherming te omzeilen, was volgens de Kantonrechter nietig wegens strijd met de openbare orde en de goede zeden. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer tot doorbetaling van loon toe.
Het Gerechtshof Den Bosch
Het Hof Den Bosch redeneert anders. Allereerst overweegt het Hof dat strikt genomen geen sprake is van een keten van vier arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd. De vierde arbeidsovereenkomst was er immers één voor onbepaalde tijd. Die arbeidsovereenkomst werd vervolgens gelijk met wederzijds goedvinden per twaalf maanden later beëindigd. Van strijd met de wet was dus geen sprake. De overeenkomst zou wellicht nietig kunnen zijn wegens strijd met de openbare orde of de goede zeden, maar op dit punt had de werknemer volgens het Hof te weinig gesteld. Hij had feitelijk alleen gesteld dat bewust was afgeweken van artikel 7:668a BW, hetgeen naar het oordeel van het Hof onvoldoende was.
De werknemer had ook nog een beroep gedaan op misbruik van omstandigheden, stellende dat hij gedwongen was tot het tekenen van de overeenkomst, maar had daaraan geen rechtsgevolg verbonden. Om die reden ging het Hof aan die stelling voorbij.
Conclusie
Op de uitspraak van het Hof is wel wat aan te merken. De overweging van de kantonrechter dat het hier een opzetje betreft, enkel en alleen om de ketenregeling te omzeilen, lijkt toch logisch.
De bedoeling van de wetgever was nu juist om, behoudens bij CAO, niet toe te staan dat na een derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd nog een vierde wordt gesloten. Als de lijn van het Hof Den Bosch door andere Hoven gevolgd gaat worden, betekent dat de facto een einde van de ketenregeling. Iedere werkgever kan dan immers de werknemer de keuze geven tussen uit dienst treden en het tekenen van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met daarbij een vaststellingsovereenkomst, waarin alvast de einddatum daarvan is opgenomen. Dat was niet de bedoeling van de wetgever.
Het Hof geeft nog wel een opening door aan te geven dat aan de vordering tot vernietiging van de overeenkomst op grond van misbruik van omstandigheden geen gevolg was gegeven. Wellicht had de werknemer dus met succes in rechte vernietiging van de overeenkomst vorderen.
Het sluiten van een vierde arbeidsovereenkomst, ook een voor onbepaalde tijd met daarbij een vaststellingsovereenkomst waarin de datum van beëindiging wordt opgenomen, blijft dus een onzeker avontuur voor werkgever en werknemer.
De uitspraak kan worden gevonden op www.rechtspraak.nl, onder de volgende referentie: NL:GHSHE:2013:3442. Voor meer informatie over dit onderwerp of advies kunt u contact opnemen met Erik Lichtenveldt (telefoonnummer: 010 - 750 44 75 of el@thladvocaten.nl).